Met 77 interlands nog steeds het op één-na-populairste Nederlandse stadion voor Oranje, waar ook nog eens vier Europese bekerfinales werden gespeeld. Voetbal is echter al jaren verdwenen uit het stadion, al staan de muren nog fier overeind. Het Olympisch Stadion verbergt een grote Vaderlandse voetbalgeschiedenis.

In 1923 werd bekend gemaakt dat Amsterdam de achtste stad was die een moderne Olympische Spelen mocht organiseren. Het toernooi, in 1896 nieuw leven ingeblazen en sindsdien elke vier jaar gehouden behoudens 1916, toen het toernooi werd afgelast wegens WO1. Het Nederlandsche Sportpark werd toegewezen als locatie, dat hiervoor verbouwd zou gaan worden. In 1925 werd echter een voorstel voor overheidssubsidie voor de Spelen afgewezen door de Tweede Kamer, omdat er bij het toernooi geen rekening werd gehouden met de zondagsrust. Zonder deze subsidie kwamen de Spelen in gevaar. Het gemeentebestuur van Amsterdam schoot het Nationaal Olympisch Comité te hulp met een lening van 500.000 gulden. Daarnaast leverde een inzamelingsactie ruim 1,5 miljoen gulden op. Hierdoor was er zelfs genoeg budget om een geheel nieuw stadion te laten bouwen. Op ongeveer 200 meter van het Nederlandsche Sportpark, op een stuk moerassig land aan de toenmalige rand van Amsterdam, zou men naar ontwerp van architect Jan Wils een nieuw Olympisch Stadion bouwen.

In januari 1926 werd begonnen met het gereed maken van het terrein en in oktober van datzelfde jaar ging de eerste paal de grond in. Op 1 mei 1928 werd het stadion opgeleverd, ruim voor de openingsceremonie van de Spelen op 28 juli. Ten tijde van oplevering had het stadion een capaciteit van 31.600. Deze waren verdeeld over een brede baan langs het veld, met daaronder grenzend aan het veld een wielerbaan. De buitenkant was bekleed met bakstenen. Op het plein voor de oostkant van het stadion werd de 46 meter hoge marathontoren neergezet, vanaf waar tijdens de Spelen het Olympisch vuur te zien was.
foto1_0

Tweede ring
Na de Spelen werd het beheer van het stadion overgedaan aan de Maatschappij Het Nederlandsch Sportpark. Bij opening was het in 1 klap het grootste stadion van Nederland, iets waar het lang groot voordeel uit haalde. De Amsterdamse voetbalclubs Blauw-Wit en DWS kwamen er te voetballen en het Nederlands Elftal speelde in de periode 1928-1937 vrijwel alle thuiswedstrijden in het Olympisch Stadion. Ajax bleef op eigen grond voetballen, maar week voor wedstrijden tegen Feyenoord, PSV en Europese tegenstanders wel uit naar het Olympisch Stadion. Ook eventuele kampioenswedstrijden werden er gespeeld.

Met de opening van De Kuip in 1937 verloor het ‘Olympies’ de status van Grootste van Nederland. Reden voor de KNVB om ook in Rotterdam-Zuid interlands te laten spelen, dit tot grote onvrede bij de Amsterdammers. Om te voorkomen dat Rotterdam het Nederlandse epicentrum van Sport werd, werd er in 1937 noodgedwongen een tweede ring op de curves van het stadion gebouwd, wat de capaciteit omhoog bracht tot 64.000 plaatsen. Uiteindelijk zou het Olympisch Stadion tot 77 georganiseerde interlands komen.
resolve

Met deze grootte bleef het een belangrijke plek voor binnenlandse evenementen. En werden in de loop der jaren meerdere Europese voetbalfinales gespeeld in Amsterdam. Benfica (1962) won er een Europacup I en HSV (1977) een Europacup II. AZ’67 won er in 1981 zijn terugwedstrijd van de UEFA Cup-finale, maar zag de beker aan zijn neus voorbij gaan. Ajax speelde er in 1992 zijn return met 0-0 gelijk, maar stond door de eerdere 2-2 met de UEFA cup in de handen.

Nunninga heeft gescoord voor Ajax in de beroemde mistwedstrijd tegen Liverpool in 1966 (Nijs, Jac. de / Anefo) Nunninga heeft gescoord voor Ajax in de beroemde mistwedstrijd tegen Liverpool in 1966 (Nijs, Jac. de / Anefo)

FC Amsterdam, een fusie tussen DWS, Blauw-Wit en later de Volewijckers, speelde enkele jaren haar thuiswedstrijden in het Olympisch Stadion maar werd in 1982 alweer opgeheven. De publieke belangstelling voor het team dat werd opgericht om het op te nemen tegen de grote broer Ajax wist nimmer een publiekstrekker te worden.

Monument
In de loop der jaren zorgde de komst van andere evenementenlocaties als de RAI in Amsterdam en de Jaarbeurs in Utrecht ervoor dat het Olympisch Stadion steeds minder functie had. Bovendien zorgde het gebrek aan renovatie voor hout- en betonrot en werd de omloop van de tweede ring gebruikt als enorm urinoir. ‘De pisbak van Roffel’ was een weinig vleiende bijnaam voor het Stadion.

Eind jaren ’80 koos de gemeente Amsterdam er (unaniem) voor om het gebouw op de slooplijst te zetten, om plaats te maken voor woningen. De komst van de Amsterdam ArenA zat al in de pijplijn en in 1992 werd de bouw van de één en de sloop van de ander bekend gemaakt.

Een drietal tegenstanders, Directeur Otto Roffel, president-commissaris Bram Mulder en commissaris Piet Kranenberg, probeerde hun stadion te redden. Dit lukte uiteindelijk doordat minister van Cultuur het gebouw uitriep tot rijksmonument. Echter wel met de voorwaarde dat het stadion weer levensvatbaar zou worden. Jaren gingen voorbij, met de gemeente Amsterdam loerend met een sloopkogel, maar in 1996 kwam men met een realistisch plan: Een renovatie van 24 miljoen, waarna het zwaartepunt op atletiek zou komen te liggen. Om aan te tonen dat er voldoende draagvlak was voor dit plan, werd er wel tegenover gesteld dat er 5 miljoen gulden moest worden opgehaald. Onder de noemer ‘Draag een steentje bij aan het Olympisch Stadion’ werden steentjes voor een tientje en stoeltjes voor 240 gulden verkocht. Meer dan 20.000 mensen gaven hier gehoor aan en eind 1996 werden de renovatieplannen ook door de politiek goedgekeurd.

Nieuw jasje
Eind 1997 werd het startsein gegeven voor de verbouwing. De tweede ring verdween in zijn geheel, evenals de wielerbaan. Onder de tribunes werden kantoor- en winkelruimten gerealiseerd. Onder het stadion werd een parkeergarage gebouwd. Op 13 mei 2000 opende toenmalig Prins Willem-Alexander het compleet gerenoveerde stadion. Atletiek, festivals en evenementen voeren sindsdien de boventoon. In 2016 werd het EK Atletiek er nog gehouden.

Op 3 april 1996 speelde Ajax er voor het laatst een Europese wedstrijd, in de halve finale van de Champions League tegen Panathinaikos. Later dat jaar opende de Amsterdam ArenA, en daarmee verdween het topvoetbal definitief uit het Olympisch Stadion. De rol van voetbal is vandaag de dag marginaal in het Olympisch Stadion. Op 24 september 2014 keerde het nog eenmaal terug, toen beker-tegenstander JOS/Watergraafsmeer er zijn thuiswedstrijd speelde. Het werd 0-9 voor Ajax. In totaal speelde Ajax 243 maal in het ‘Olympies’.

Olympisch Stadion
Bespeler: Geen
Capaciteit:
22.500
Geopend:
1928
Verbouwd: 
1937, 1998-2000

Belangrijke wedstrijden
1962: Benfica – Real Madrid 5-3 (Europacup I)
1977: Hamburger SV – Anderlecht 2-0 (Europacup II)
1981: AZ’76 – Ipswich Town 4-2 (UEFA Cup)
1992: Ajax – Torino 0-0 (UEFA Cup)